De Verenigde Naties definiëren haatzaaien als “elke vorm van communicatie in spraak, geschrift of gedrag, waarmee een persoon of een groep wordt aangevallen, of waarbij neerbuigende of discriminerende taal gebruikt wordt ten aanzien van die persoon of groep, wat betreft godsdienst, etniciteit, nationaliteit, ras, kleur, afkomst, geslacht of andere identiteit. Dit is vaak geworteld in, en genereert, onverdraagzaamheid en haat, en kan in bepaalde contexten vernederend zijn en verdeeldheid zaaien”.
Uitlokking van haat onder internationaal vergrootglas
Haatzaaierij kan ongestraft blijven zolang de factor van uitlokking ontbreekt. ‘Uitlokking’ betekent dat wat gezegd is, opzettelijk bedoeld is om discriminatie, gewelddadigheden, vijandigheid, wreedheid of foltering uit te lokken.
De nonchalante manier waarop we omgaan met haatdragende taal in onze samenleving – de ‘onschuldige’ etnische grap, de zogenaamd ‘grappige’ bijnaam, de snerende opmerking – heeft een lange geschiedenis. Maar pas sinds kort, met de explosie van het internet en de sociale media die ons allen een megafoon geven, komt het onder een internationaal vergrootglas te liggen.
Grapje?
Het veelgehoorde argument “Doe niet zo gevoelig, kun je niet tegen een grapje?” wordt vaak als een vorm van rechtvaardiging gebruikt. Dit neemt echter niet weg dat veel van de problemen in onze samenleving beginnen met verbale haat. Denk aan problemen als pesten, huiselijk geweld, mensenrechtenschendingen, en terrorisme. De kiem hiervan is gebaseerd op haat.