Scientology in België

België: Rechtbank verwerpt alle beschuldigingen tegen de Scientology Kerk en elf scientologen

Introductie
Op 11 maart 2016 heeft de Rechtbank van Brussel in een historisch besluit in het voordeel van de beklaagden beslist en alle beschuldigingen tegen de Scientology Kerk van België, het Europees Bureau voor Public Affairs en Mensenrechten van de Internationale Scientology Kerk en elf Scientologen die huidige of voormalige medewerkers zijn, geheel verworpen. De 173 pagina’s tellende beslissing werd uitgesproken na een strafproces van zeven weken dat in december 2015 na een diepgaand en achttien jaar durend onderzoek eindigde. Voordat alle beschuldigingen op een ondubbelzinnige manier werden verworpen en alle beklaagden werden vrijgesproken, werd het bewijsmateriaal gedetailleerd onderzocht en geëvalueerd.

De voorzitter van de rechtbank stelde het volgende vast:
“Het hele proces wordt niet-ontvankelijk verklaard wegens een ernstige en
onherstelbare schending van het recht op een eerlijk proces.”

Het Hof bekritiseerde ook de openbare aanklager en de onderzoekers vanwege de
vooringenomenheid tegenover Scientology en haar leden, erop wijzend dat het gerechtelijk dossier “een duidelijk vermoeden van schuld en een totaal gebrek aan objectiviteit aan het licht bracht”, wat in strijd is met het Belgische nationale recht en Artikel 6 § 1 van het Europese Verdrag inzake Mensenrechten en Fundamentele Vrijheden. De twee organisaties van de Kerk en elf medewerkers verbonden aan de Kerk werden zware beschuldigingen ten laste gelegd waaronder fraude, afpersing, het leiden van een criminele organisatie, schending van privacy en illegale uitoefening van geneeskunde volgens een onderzoek dat bijna twee decennia duurde. Het openbaar ministerie had gevraagd om de organisaties van de Kerk te ontbinden, naast gevangenisstraf voor de leden die terecht stonden.

Bij het verwerpen van de zaak noemde het Hof het “gebrek aan bewijs”, aangevoerd door de aanklager om de zware beschuldigingen te staven, en kenmerkte deze beschuldigingen als “ontoereikend”, “onsamenhangend”, “tegenstrijdig”, “inconsistent”, “vaag”, “onnauwkeurig”, “onduidelijk” en “onvolledig”.
Het Hof bepaalde ook dat de aard van de strafrechtelijke procedures als zodanig in strijd was met het recht van de beklaagden op het vermoeden van onschuld omdat de aanklager ten onrechte de religie aanklaagde en vervolgens veronderstelde dat alle verdachten schuldig waren, uitsluitend gebaseerd op hun vrijwillige verbintenis met Scientology. In tegenstelling tot de benadering van de aanklager oordeelde het Hof dat haar correcte rol bestond uit “het beoordelen van de exacte aan haar voorgelegde feiten die door de beklaagden begaan zouden zijn en niet de veronderstelde inbreuken die in de leer en geschriften van Scientology opgenomen zouden zijn”.
Omdat het Hof bepaalde dat de zaak van de aanklager neerkwam op flagrante en
onherstelbare schending van het recht van de beklaagden op het vermoeden van onschuld en een eerlijk proces werden alle aanklachten tegen de beklaagden volledig afgewezen. Dit belangrijke besluit heeft gevolgen die België overstijgen. Het staat voor de stelling, en schept het precedent, dat het een overtreding van de fundamentele mensenrechten is om een religie, haar leerstellingen en haar overtuigingen te veroordelen en om te veronderstellen dat iedereen die ervoor kiest om volgens die religie te handelen op een of andere manier schuldig is aan een misdaad. Als zodanig is het een van de belangrijkste vonnissen over vrijheid van religie uitgesproken in België.
Het vooroordeel van de openbare aanklager ten aanzien van Scientology, zoals blijkt uit een “vermoeden van schuld en een totaal gebrek aan objectiviteit”, heeft het recht van de beklaagden op een eerlijk proces op flagrante wijze geschonden. Veroordelingen op basis van geruchten horen niet thuis in een moderne samenleving; ze treden de fundamentele mensenrechten en rechtsstaat met voeten.

Onderzoek in België
Bij wijze van achtergrond het volgende: in 1997 publiceerde de Belgische regering een 670 pagina’s tellend Rapport van de Belgische Parlementaire Commissie dat 189 religieuze organisaties, waaronder bahai’s, boeddhisten, scientologen, zevende-dags adventisten, mormonen, amish, en leden van pinkstergemeenten stigmatiseerde door eenzijdige beschuldigingen tegen deze geloofsgemeenschappen te uiten, en door deze foutief als “gevaarlijke sekten” te labelen zonder enige vorm van onderzoek, hoor en wederhoor of respons van deze religies zelf.
Met ingang van 1997 werden er door de Belgische regering repressieve maatregelen
genomen die op religies gericht waren en die deze kleinerend als “sekten” betitelde. Zoals de Internationale Helsinki Federatie in 2003 al opmerkte, leidden de acties die in de nasleep van het Parlementaire Rapport door de Belgische Regering werden ondernomen tot openbare vijandigheid, discriminatie, stigmatisering en marginalisering van de leden van deze religieuze groeperingen.
Niet lang nadat het “Sekten Rapport” van de Belgische Parlementaire Commissie werd gepubliceerd, startte een Belgische openbare aanklager een inbreukmakend onderzoek gericht op de oprechte religieuze overtuigingen en vreedzame praktijken van Scientologen en de religieuze Scientology gemeenschap te Brussel. In september 1999 vond door 120 leden van het anti-terreur korps van de Brusselse Gendarmerie een aantal politie-invallen plaats bij de Scientology Kerk te Brussel en in woningen en bedrijven van bepaalde Scientologen in België en Frankrijk. Bij deze huiszoekingen die in 1999 en later in 2001 plaatsvonden, werden onder andere computers en priester-biechteling dossiers van de Kerk, beschermd door het biechtgeheim, in beslag genomen. Deze dossiers werden nooit teruggegeven.
Bij aanvang van het onderzoek in 1997 werden scientologen en de Scientology Kerk er door de aanklager uitgepikt voor een ongunstige behandeling voor religieuze groeperingen die als “sekten” werden gestigmatiseerd. Dit onderzoek richtte zich foutief op de leerstellingen en geloofsovertuigingen van de Scientology religie, waarbij werd getracht deze leerstellingen en geloofsovertuigingen te criminaliseren. Bij het onderzoek dat meer dan achttien jaar in beslag nam, mengde men zich op schandelijke wijze in het recht van de Scientology Kerk om volgens haar religieuze missie te handelen en in het recht van Scientologen om hun geloof vrijelijk te beoefenen in België.

Bijna twee decennia lang werden de beklaagden door de openbare aanklager en de media zonder voor de rechter te verschijnen foutief als “schuldige” criminelen betiteld, waardoor ze in hun leefomgeving werden gestigmatiseerd en gemarginaliseerd en hun levens werden ontwricht.

Uitspraak van de Rechtbank van Brussel
In zijn 173 pagina’s tellende vonnis, dat na een proces van zeven weken op 11 maart 2016 werd uitgesproken, trok de Rechtbank belangrijke conclusies betreffende talrijke procedurele en substantiële kwesties en verwierp het alle aanklachten. De belangrijkste bevindingen van de Rechtbank worden hieronder samengevat.

Schending van het recht op het beginsel van het vermoeden van onschuld en het recht op een eerlijk proces.
Artikel 6 § 1 van de Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens en Fundamentele Vrijheden waarborgt het recht van iedereen om in principe als onschuldig beschouwd te worden, waarbij de bewijslast van eventuele schuld bij de aanklager ligt. Dit recht vormt een essentieel onderdeel van het recht op een eerlijk proces, wat eveneens door Artikel 6 wordt gewaarborgd.
Bij het bekijken van de zaak merkte de Rechtbank op dat dit recht werd “verstoord” door de benadering van de openbare aanklager van het onderzoek en het proces. In plaats van zich te richten op de naar verluid criminele daden van de beklaagden, richtte de openbare aanklager zich via de Belgische Scientology Kerk op de “ideologie of filosofie van de leerstellingen van Ron Hubbard, naast de toepassing ervan door de Scientology Kerk in algemene zin”.
Op vergelijkbare wijze was het mondelinge pleidooi van de openbare aanklager
geconcentreerd op het opsommen van uitvoerige passages uit geschriften, teksten,
richtlijnen of instructies van de Grondlegger van Scientology, L. Ron Hubbard, die een onderdeel vormen van de Geschriften van Scientology, met als doel “de criminele opzet aan te tonen, bevat in de doctrine die hij wilde uitdragen“. Het Hof merkte op dat eiser de verdachten slechts als instrument zag, waarmee een criminele ideologie in praktijk zou gebracht worden.

“Met andere woorden, in plaats dat de beklaagden voor dit Hof terechtstaan, is het
de bedoeling van openbare aanklager dat Scientology in haar ideologische betekenis
eigenlijk terecht staat.”
****
“Zoals een katholieke priester beschuldigd wordt van pedofilie of van fraude inzake
goede doelen, of dat een terrorist verantwoordelijk wordt gehouden voor terroristische aanvallen, zou crimineel gedrag niet volgens de leerstellingen van de Bijbel of de Koran of passages daaruit moeten worden beoordeeld. Hoewel sommige van die leerstellingen of passages heel expliciet zijn, kunnen de daden van de beschuldigden niet als crimineel worden beschouwd alleen maar op basis van de ideologische of dogmatische leerstellingen van hun religie, met de bijkomende belasting dat de beschuldigden nu het tegenovergestelde moeten bewijzen. Zo’n eis zou erop neerkomen dat de beschuldigden hun onschuld moeten aantonen, terwijl de openbare aanklager alleen maar hoeft aan te tonen dat de aanzetting tot een misdaad of overtreding – volgens zijn mening – vervat is in de leerstellingen van Scientology, wat voldoende zou zijn om te veronderstellen dat de verdachten schuldig zijn, terwijl de weinige in het procesdossier aangevoerde elementen er alleen maar zijn om dat vermoeden aan schuld te ondersteunen.”
Het Hof verklaarde dat het specifieke karakter van de methoden van de openbare aanklager een grove schending van de rechten van de beklaagden was, daar de zaak eruit bestond dat deze, gelovend in de religieuze doctrines en passages daaruit toepasten, eenvoudigweg schuldig werden bevonden door ze met Scientology te associëren. Het Hof verklaarde dat:
“In de voorliggende zaak wilde de openbare aanklager (en de onderzoekers, die door
eenzelfde negatief a priori gemotiveerd waren) dat de doctrine van Scientology – ontwikkeld door de hr. L. Ron Hubbard – zou worden berecht, in welk geval de beklaagden dan alleen maar het noodzakelijke vehikel waren om ze in verband te brengen met de beschuldigingen waarvan geacht werd dat deze vervat zaten in de leerstellingen van Scientology.

Hoe moeten die onduidelijke, onnauwkeurige, ja, zelfs onvolledige beschuldigingen anders worden verklaard …? Als gevolg van deze benadering werden de beklaagden voornamelijk verondersteld schuldig te zijn vanwege het enkele feit dat ze actieve leden van hun Kerk waren.”
Ten slotte merkte het Hof op dat passages uit politierapporten – opgemaakt door de onderzoekers van het openbaar ministerie – een vooringenomen houding lieten zien, door zonder voorbehoud te claimen dat de priester-biechteling dossiers van Scientology, beschermd door het biechtgeheim, op de een of andere manier “gebruikt werden om misdaden te begaan en om inbreuk te maken op het privéleven”, terwijl het de taak van het Hof was om te bepalen of er al dan niet overtredingen hadden plaatsgevonden.
Het Hof sloot af met een vernietigende uitspraak die de zaak van de openbare aanklager definitief verwierp:
“Hier blijkt duidelijk een vermoeden van schuld uit en een totaal gebrek aan
objectiviteit.”
Gezien deze omstandigheden verklaarde het Hof alle beschuldigingen jegens de beklaagden als niet-ontvankelijk “vanwege een ernstige en onherstelbare schending van hun recht op een eerlijk proces” gewaarborgd door Artikel 6 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens.

De Parlementaire “Sekten” Lijst van 1997
Zoals hierboven al werd opgemerkt vormde de Belgische Parlementaire lijst waarbij 189 religieuze groeperingen werden gestigmatiseerd als zogenaamde “gevaarlijke sekten” een verziekte basis waaruit het criminele onderzoek jegens Scientology voortkwam. De parlementaire zwarte lijst werd door het openbaar ministerie toegevoegd aan het gerechtelijk dossier. De beklaagden pleitten dat het Hof dit “bewijs” moest negeren aangezien de zwarte lijst met sekten de rol van het Parlement te buiten ging en dit hun fundamentele mensenrechten schond. Het Hof was het daarmee eens en deed de volgende uitspraak:
“Het Hof deelt de zienswijze van de beklaagden … : het lijkt duidelijk dat door een
lijst te presenteren met 189 bewegingen die ze als schadelijk beschouwde, de Parlementaire Commissie een waardeoordeel velde waarvoor ze het recht niet had en waardoor het principe van veronderstelde onschuld, waarvan iedereen moet
genieten, wordt geschonden.“

Het Hof stelde verder vast dat de Parlementaire Commissie “werd meegevoerd” en “haar bevoegdheden te buiten ging”, iets wat te betreuren valt wanneer het door een dergelijk Instituut wordt geuit.” Het Hof concludeerde toen:
“Gezien de conclusies die het heeft getrokken uit het bewijsmateriaal vindt het Hof
dat de Commissie haar bevoegdheden te buiten is gegaan en bepaalde fundamentele rechten heeft geschonden, waaronder het principe van vermeende onschuld, zoals gewaarborgd door het Europese Verdrag betreffende de Mensenrechten.”
De bevinding van het Hof dat de door het Parlement gepubliceerde religieuze zwarte lijst wetgevende bevoegdheden te boven ging en fundamentele mensenrechten schond, is een belangrijke en opmerkelijke bevinding die precedentwerking heeft voor geheel Europa. Deze uitspraak zou het refereren naar soortgelijke Parlementaire religieuze zwarte lijsten, gebruikt om beoogde religieuze minderheden in andere landen te stigmatiseren en marginaliseren, onderuit moeten halen.

Criminele organisatie en beschuldigingen van criminele samenzwering
Het Hof verwierp de beschuldigingen van “Criminele Organisatie” en “Criminele Samenzwering” jegens de beklaagden direct. Het vond dat: 1) in de beschuldigingen talloze inconsistenties zaten; 2) het procesdossier “tegenovergestelde en tegenstrijdige” informatie bevatte; en 3) de beschuldigingen als gevolg van “gebrek aan bewijs” geen stand zouden houden wanneer deze aan kritisch onderzoek onderworpen werden.
Naast het er niet in slagen “concreet bewijs” ter ondersteuning van deze claims in te dienen, bleek de openbare aanklager zelfs niet eens in staat om de zogenaamde criminele organisatie te identificeren, waaruit het algehele gebrek aan bewijs bleek, dat deze beschuldigingen zou moeten ondersteunen. Het Hof vond dat:
“Er moet worden op gewezen dat de openbare aanklager, wiens voornaamste taak het is zijn beschuldigingen hard te maken, laat staan als deze van alle kanten worden aangevochten, op geen enkel moment ondubbelzinnig kon verklaren waar die criminele organisatie uit bestond, waarvan de beklaagden deel van zouden uitmaken. Noch in de akte van beschuldiging en de erin opgenomen verwijzingen, noch in zijn mondelinge pleidooien, heeft de openbare aanklager het Hof op dit punt consistente informatie gegeven.”

Glossarium van de openbare aanklager Nadat de hand was gelegd op tienduizenden pagina’s van de Scientology geschriften en gerelateerde boeken en documenten, heeft de openbare aanklager zich veel moeite getroost om een document samen te stellen, dat hij ”Standaarden en Vocabulaire van Dianetics en Scientology”, noemde, een “verzameling teksten samengesteld uit Scientology regels en doctrines” (“Glossarium”). Hoewel het document beweerde Scientology termen, doctrines, overtuigingen, regels en rituelen accuraat te definiëren en samen te vatten, pleitten de beklaagden dat het Glossarium vooringenomen was en inaccurate definities en samenvattingen bevatte. Omdat het geloofwaardig noch betrouwbaar was, verzochten ze het Hof daarom het Glossarium te negeren.

Het Hof bepaalde dat de wijze waarop het Glossarium aan de beklaagden was gepresenteerd het onmogelijk maakte de accuraatheid ervan na te gaan; dat de bruikbaarheid van het Glossarium van de openbare aanklager “op zijn minst verbijsterend voor de verdediging is”; en het feit dat de openbare aanklager er niet in slaagde sommige van de tenlasteleggingen ermee in verband te brengen een “ernstig nadeel” bewerkstelligde waardoor het voor de beklaagden onmogelijk was “hun rechten op de juiste manier te laten gelden”.
Ten slotte vond het Hof dat het onmogelijk was de betrouwbaarheid van het Glossarium correct vast te stellen, gezien de wijze waarop dit tot stand was gebracht. Onder deze omstandigheden verwierp het Hof het document en bepaalde dat het niet in overweging moest worden genomen.

Illegale uitoefening van geneeskunde
Het Hof verwierp ook de onduidelijke beschuldigingen van de aanklager dat de spirituele praktijken zoals auditing, het reinigingsprogramma en touch assisten¹ op de een of andere manier de illegale uitoefening van geneeskunde vertegenwoordigden. Het Hof verwierp deze beschuldigingen omdat er nooit enig concreet bewijs van overtreding was aangetoond.
“Er wordt geen informatie aangevoerd, het mondelinge pleidooi verwijst alleen naar algemene gedragingen (touch assist, reinigingskuren, auditing), zonder te specificeren waarom deze gedragingen overtredingen zouden zijn, terwijl een analyse van de in de akte van beschuldiging geciteerde documenten op geen enkele wijze de vragen van het Hof verhelderen als gevolg van de bijna volledige irrelevantie van die onderliggende documenten om klaarheid te brengen in de corresponderende
beschuldigingen of onderdelen daarvan .”
Daar de openbare aanklager nooit bewijs voorlegde en het bestaan bewees van de “samenstellende elementen” van een misdaad, bepaalde het Hof dat de beschuldigingen van illegale uitoefening van geneeskunde “ontoelaatbaar moeten worden geacht”, vanwege een “ernstige en onherstelbare schending” van het fundamentele recht van de beklaagden op “eerlijke rechtspraak”.
¹ “Auditing is spirituele counseling van Scientology. Het reinigingsprogramma is een stap die door de parochiaan wordt genomen op de spirituele route om het lichaam vrij te maken van gifstoffen en drugs/medicijnen en zijn geest te bevrijden om zo toekomstige spirituele verbetering mogelijk te maken. Het doel van een touch assist is om de aandacht van de persoon op een gekwetst deel van het lichaam te richten om zo spirituele beproeving te verlichten.”

Onnodig Uitstel
Conform Artikel 6 § 1 van de Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens heeft iedereen het recht om “binnen een redelijke tijd” berecht te worden. De redelijke tijdslimiet garantie vastgelegd in het Verdrag dient om het publieke vertrouwen in de rechtspraktijk te garanderen en om te vermijden dat personen in beschuldiging gesteld van criminele delicten te lang in een staat van onzekerheid blijven betreffende hun lot, waardoor de effectiviteit en geloofwaardigheid van het nationale rechtssysteem op het spel komen te staan. Zie, bijvoorbeeld, Panju versus België (18393/09) (28/10/2014). Het Hof vond dat het recht van de beklaagden om binnen een redelijke termijn berecht te worden in dit geval geweld werd aangedaan. Het bepaalde echter dat verwerping op deze gronden geen terechte remedie was volgens de Belgische wetgeving. In plaats daarvan verwierp het de zaak vanwege schending van het recht van de beklaagde op het principe van veronderstelde onschuld en een eerlijk proces.

Conclusie
De uitspraak van het Hof van 11 maart 2016 waarbij alle beschuldigingen werden verworpen en de organisaties van de Scientology Kerk en de individuele beklaagden niet schuldig werden bevonden, is een mijlpaal in de bescherming van vrijheid van religie en gedachte. Het Hof erkende dat het een overtreding van de fundamentele mensenrechten is om een religie te veroordelen en om te argumenteren dat individuen, die enkel de voorschriften van die religie volgen en er zich vrijwillig bij aansluiten, op de een of andere manier geacht worden schuldig te zijn zonder enig concreet bewijs van overtreding.
Organisaties van de Kerk en medewerkers van de Kerk verliezen noch hun recht op een eerlijk proces, noch het recht op het principe van veronderstelde onschuld, louter vanwege hun religieuze verbintenis en overtuiging. De uitspraak heeft belangrijke gevolgen voor alle 47 landen die de Europese Conventie van de Rechten van de Mens hebben onderschreven en schept een belangrijk juridische precedent met betrekking tot religieuze vrijheid.
Het federaal parket heeft de beslissing van de rechtbank aanvaard en heeft besloten om geen beroep aan te tekenen. De beslissing is derhalve definitief.